Miel Cools

Miel Cools - De ballade van de vrouwenjager lyrics

rate me

<b>De ballade van de vrouwenjager</b> by <i>Miel Cools</i><br />Ik die als knaap reeds met mijn moeder vrijde

tot zij mij een zuster of een dochter bracht,

moest jaren later beiden saam verleiden

tot ik een zoon won voor mijn nageslacht.

Ei, puritein, die dit niet wilt aanvaarden

en me beledigt scheldt voor leugenvent,

lees dan hoe allen door elkander paarden

in ’t zo verketterd oude testament.

Gij bloost die deze biecht van lusten leest;

ik ben altoos een duivelskind geweest.

Ik ben elke najaarsnacht een jaar verouderd

en elke lentenacht een halve eeuw,

ik werd op iedere hittegraad gelouterd

in het bed van bruid en maagd en jonge weeuw;

uit nonnenharten vlocht ik rozenkransen

en ’t liefst van al in zwoele zomertijd;

als langoureus de lusten tango’s dansten,

heb ik in ’t hooi een boerenmeid verleid.

Gij bloost die deze biecht van lusten leest;

ik ben altoos een duivelskind geweest.

Ik ben de minnezanger aller tijden,

ja heel wat ouder dan Methusalem,

die luttel eeuwen mocht de vrouwen wijden

zijn oude karkas en hese boemelstem;

maar ik bleef eeuwig jong en onbezonnen

en val zo min als vroeger uit de toon,

ik heb hetaere en courtisane verwonnen,

ik ben de hartstocht, satans oudste zoon.

Gij bloost die deze biecht van lusten leest;

ik ben altoos een duivelskind geweest.

Ik kon van Salomé Johannes vergen,

ik schreef de Borghia’s minnedichten,

bij mij kwam Matta Hari zich verbergen,

ik hief de Medici’s in ’t pauselijke licht:

de kuise Suse ging aan mij ten gronde,

ik sliep in ’t purperen bed der Pompadour,

was met Boleyn en Catherine verbonden,

oh Liebe, minnespel en folle amour.

Gij bloost die deze biecht van lusten leest;

ik ben altoos een duivelskind geweest.

Ik ben de ongekroonde koning aller hoven,

want ik ben Raspoetin en Salomon,

Hendrik de Achtste en ook Casanova

en schitter onder elke hoogtezon,

want ook in de kroegen, krotten of bordelen

ben ik de vrouwenridder zonder naam

die dagen ophitst tot ze nachten telen.

Dan hoor ik het kozend spel uit ’t open raam.

Gij bloost die deze biecht van lusten leest;

ik ben altoos een duivelskind geweest.

Ik ging nooit te school, maar spreek toch alle talen:

je t’aime, I love you, Liebling, ik hou van jou,

want elke vrouw moet mij haar tol betalen

zo Hawaïenne, geisha, lappenvrouw.

Ik voel bij ’t glijden over hun klavieren

de wondere kracht die in mijn vingers schuilt,

als plots de lusten, tomeloze gieren,

aan ’t lichaam likken dat erbarmen huilt.

Gij bloost die deze biecht van lusten leest;

ik ben altoos een duivelskind geweest.

Zo trok en blijf ik onweerstaanbaar trekken

tot spot en heimwee, spot van spijt en trouw

door krijgsgewoel en ander spel van gekken

verzadigend de lust van elke vrouw.

Als eens van d’aard gespleten door atomen

slechts Eva op een bergtop overblijft,

dan is mijn taak vervuld, mijn eind gekomen

als deze vrouw in mijn gestreel verstijft.

Muziek: Willy Albimoor

Tekst: Marcel Beerten

Get this song at:  amazon.com  sheetmusicplus.com

Share your thoughts

0 Comments found