Herman Van Veen - Verhaal van God lyrics
rate me<b>Verhaal van God</b> by <i>Herman Van Veen</i><br />Toen God na heel lang aarzelen weer eens naar huis ging, was het prachtig weer – een dag als vandaag. En het eerste wat God deed was de deuren van zijn huisje eens lekker tegen elkaar open zetten zodat zijn pand eens tof zou doorwaaien. En God dacht: voordat ik ga eten, loop ik nog een eindje om. En hij liep de heuvel af naar het dorp waarvan hij zeker wist dat het er lag, en het eerste wat God opviel was dat tijdens zijn afwezigheid iets gebeurd was wat hij niet herkende. Midden op het plein stond een massa met een koepel en een pijl, die pedant omhoog wees. En God rende met de noodgang de heuvel af, stormde de monumentale trap op en bevond zich in een akelige, kille, naargeestige, tochtige, halfduistere ruimte. En die ruimte hing vol met allerlei merkwaardige beelden –veel moeders met kind met hoepeltjes boven het hoofd en een bijna sadistisch beeld van een gozer aan een latwerk. En de ruimte, de ruimte werd verlicht door een aantal geelwitte, druipachtige substanties waar licht uit lekte. Hij zag ook een onwaarschijnlijke hoeveelheid kereltjes lopen met donkerbruine en zwarte jurken met allerlei bundels onder hun oksels die zelfs op een afstand muf roken.
- Kom jij ‘ns hier. Wat is dit ? Wat is dit ?
- U schertst. Dit is een kerk, vriend. Dit is het huis van God, vriend.
- Huh ! Als dit het huis van God is, jongen, waarom bloeien hier dan geen bloemen, waarom stroomt hier dan geen water, en waarom schijnt hier de zon dan niet, knaap ?
- Dat weet ik niet.
- Komen hier veel mensen, jonkie ?
- ’t Loopt de laatste tijd een beetje terug, meneer.
- En hoe komt dat, denk jij – of denk jij niet joh ?
- Duivel – ’t is de duivel. De duivel is in de mensen gekropen, meneer. De mensen denken vandaag aan de dag dat ze God zelf zijn en zitten liever in d’r derrière in de zon meneer.
En God liep vrolijk fluitend de kerk uit, het plein op, en dan zag ie op een bank een kerel zitten in de zon – en God schoof naast het mannetje, sloeg zijn benen over elkaar en zei:
- Kollega.